De Marine tracht reeds lange tijd haar infrastructuur te centraliseren. Gezien het groeiend plaatsgebrek te Oostende verkrijgt de Marine in 1968, na onderhandelingen tussen het Ministerie van Openbare Werken en het Ministerie van Defensie, te Zeebrugge een bijna volledig op de zee herwonnen terrein van 32 ha in het centrum van de voorhaven.

In de periode van 1969 tot 1975 worden hydrografische werken uitgevoerd. Deze bestaan uit het aanleggen van een dok van 430 meter lengte en 150 meter breed, dat bij het laagste tij een minimale waterdiepte van 7 meter heeft; dit dok wordt uitgerust met al wat nodig is voor de bevoorrading in brandstof, elektriciteit, drinkwater, verbindingen, enz...

 

Het dok krijgt ook een hellend vlak « roll on - roll off », voor het lossen van militair materieel aangevoerd door de schepen van de NATO. Dit vlak wordt door de NATO gefinancieerd voor een bedrag van 60 miljoen frank.

 

De inhuldiging gebeurde op 27 september 1976 door ZKH Prins Albert in aanwezigheid van de toenmalige Minister van Landsverdediging, de heer  Vanden Boeynants.

 

Sindsdien werd de infrastructuur verder uitgebreid rond de twee dokken en is de Marinebasis de thuishaven geworden van de ganse vloot.

 

Men vindt er eveneens :

 

-   Het Commando van de Marinecomponente

-   De directie steun aan de vloot en het kwartier (DIRNAVSUPPORT)

-       Het logistiek competentiecentrum van de Marinecomponente (DIRNAVLOG)

-       De Zeebrugse compagnie DOVO en de duikschool

-      Enige secties van de Algemene directie Material Ressources van de Defensiestaf.

-       Het Medisch operationeel centrum 17

-       Het Operationeel opleidingscentrum voor mijnenbestrijding (MOST)

-      Een kindercrèche afhankelijk van de Culturele en Sociale Dienst van Defensie.

Marinebasis Zeebrugge